Aantekeningen |
- De vrijwillige schutterij
In de strenge en langdurige van winter 1784 was door het genootschap Vrije Friezen in Harlingen een prijsvraag uitgeschreven om praktische adviezen te leveren ten aanzien van een optimaal georganiseerde, provinciale burgermilitie.[6] In oktober 1784, na het vertrek van hertog van Brunswijk, ontstond er een nieuwe situatie in de Republiek. De Oostenrijkse keizer Jozef II probeerde met enkele schepen een toegang over de Westerschelde te forceren. Het gevolg was de zogenaamde keteloorlog, waarbij een enkel schot viel. Op 7 januari 1785 werd in Leeuwarden (opnieuw) geprobeerd een provinciaal leger te organiseren. De angst voor woeste Kroaten en Hongaren, dienst doend in het Oostenrijks leger, speelde een niet onbelangrijke rol in de propagandaoorlog. Huis en have, vrouw en kinderen moesten beschermd worden, zoals het werd omgeschreven.
De patriotten in Bolsward hebben op 21 januari een vrijwillige schutterij opgericht, waarvan iedereen lid kon worden en de officieren democratisch zouden worden gekozen. Slechts één burgemeester, G. Rondaan, stemde uiteindelijk voor, een beslissing die mogelijk nog zwaar op hem zou rusten.[7] De vroedschap protesteerde luidkeels tegen de afwezigheid van zoveel magistraatsleden, waaronder natuurlijk de vier prinsgezinde burgemeesters. Twee voormalige patriotten kozen inmiddels voor een meer gematigde koers. Oud-burgemeester Tichelaar weigerde iedere medewerking, maar ook burgemeester Elgersma drukte zijn snor, terwijl hij n.b. enkele maanden eerder 2.600 gulden uit de tegoeden van het Sint Anthoniegasthuis had gefourneerd voor de aanschaf van wapens en uniformen. Het lot van Johan van Oldenbarnevelt was blijkbaar afdoende, om voorzichtig te zijn met het plaatsen van handtekeningen voor het organiseren van plaatselijke of provinciale milities.
Ondertussen werd door twee compagnieën van ieder 40 man wekelijks geoefend in de Broerekerk, en op ongebruikelijke wijze, opgesteld naar natuurlijke grootte. Burgemeester Van Hiemstra stelde voor twee trommels en fluiten te schenken, maar de officieren wezen het voorstel af, omdat geen ander wapen dan dat van de stad kon worden geaccepteerd. Het duurde tot 30 augustus 1786, voordat provinciale toestemming werd verleend en officieel de officieren konden werden benoemd. De krijgsraad van de vrijwillige schutterij verbood evenwel iedere festiviteit.
De situatie escaleerde in augustus 1786 naar aanleiding van de gebeurtenissen in Utrecht, waar de landelijke bijeenkomst van vrijkorpsen en exercitiegenootschappen was gehouden, maar ook zonder goedkeuring van de stadhouder zestien nieuwe vroedschapsleden waren geïnstalleerd. Daendels, die het exercitiegenootschap in Hattem aanvoerde, eiste een week later een zetel in de onvolledige, plaatselijke vroedschap op, waarop Hattum op 5 september bezet werd door stadhouderlijke troepen. De angst ontstond vervolgens dat ook het "democratisch eldorado" Utrecht zou worden bedreigd.
De vrijwillige schutterij in Bolsward diende op 11 september een voorstel in tot aankoop van kruit en munitie. Het voorstel kwam van de kapitein van de vrijwillige schutterij, Cornelis van den Burg, die eerder die dag op "democratische" wijze, dat wil zeggen zonder goedkeuring van de stadhouder, als burgemeester was benoemd. Elgersma, de rijkste man in Bolsward, was inmiddels van geheel van gedachte veranderd en richtte zijn aandacht op een financiële positie in de Provinciale Staten. Het lukte hem om Van Hiemstra te passeren, die daarop bij de stadhouder zijn beklag deed. Vanwege een soort samenscholingsverbod is er weinig bekend over de patriotten en de vrijwillige schutterij in de periode oktober 1786 tot mei 1787, maar de situatie bleef gisten omdat in Friesland op 1 juni 1787 nieuwe regeringsreglementen in werking zouden treden.
In de zomer van 1787 laaide het conflict op, niet alleen omdat de stad Utrecht werd aangevallen. Eind mei werd het de exercitiegenootschappen in Friesland verboden nieuwe wapens aan te schaffen. Studenten en hoogleraren in Franeker werd verboden aan exercities deel te nemen. In augustus verbood Provinciale Staten bij de dreiging van een Pruisische inval Holland hulp te bieden. Een tiental Friese statenleden onder leiding van Court Lambertus van Beyma, de leider van de Friese patriotten, verschanste zich daarop in Franeker. In Bolsward werden in de eerste week van september een aantal defensieve maatregelen getroffen: het stadje is binnen een week door de vrijwillige schutterij in staat van paraatheid gebracht. De bolwerken werden opgehoogd onder leiding van de uit Siegen afkomstige schoolmeester H.C. Achenbach, een ex-militair uit het Staatse leger.[8] Er werd 500 gulden geleend van de advocaat Taco Mesdag om de arbeiders op zaterdagavond in de kroeg uit te betalen.
|